Heraldiek
Met heraldiek bedoelen wij alles wat met wapenkunst en wapenkunde te maken heeft. De oorsprong van het voeren van een wapen ligt in de tweede helft van de 12e eeuw, de tijd waarin ridders op het slagveld met fel gekleurde wapenschilden zichzelf aan hun tegenpartij herkenbaar maakten. Beter bekend als “kleur bekennen”.
Het begrip heraldiek is ontleend aan de heraut, een middeleeuwse hoffunctionaris die voor zijn vorst de aankondigingen deed van plechtige gebeurtenissen zoals toernooien en feesten. Op het slagveld functioneerde hij als een soort scheidsrechter. Aan de hand van de gevoerde wapenschilden kon de heraut aan het einde van een conflict de gesneuvelden identificeren. De heraut riep de winnaar uit en regelde de teraardebestelling van de gesneuvelden. De herauten creëerden een eigen jargon, blazoeneren genaamd en produceerden voor hun administratie prachtig geïllustreerde wapenboeken.
Het wapenschild wordt heden ten dage niet meer gedragen voor herkenning op het slagveld, maar heeft zijn plek gevonden in de commercie van bedrijfslogo’s en de nostalgie van het familiewapen. Het voeren van een wapen is voor een ieder toegestaan maar kent wel zo zijn eigen etiquette.
In de heraldiek gaat men uit van de schilddrager: wat voor hem rechts is, is voor de beschouwer links, en omgekeerd. De wapenkunde kent twee metalen, goud (geel) en zilver (wit), en vier kleuren, rood, blauw, groen en zwart. Metalen en kleuren moeten voor een herkenbaar contrast afwisselend worden gebruikt, dus nooit metaal op metaal of kleur op kleur.
Wapen
Een wapen, of blazoen, is in de heraldiek een symbool dat is verbonden aan een persoon, een familie, een stad of staat, of een groep bij elkaar horende mensen. Traditioneel werd een wapen gedragen op het schild. Het gebruiken van een wapen wordt het ‘voeren’ van een wapen genoemd.
Het wapen werd later uitgebreid met de helm met daarop een helmteken, en een wrong van het dekkleed, en het werd bovendien getoond op andere herkenbare plaatsen, zodat de herkenbaarheid van de groep in een veldslag gewaarborgd was en eigendommen duidelijk aan de persoon gebonden.
Naast toepassing binnen families wordt het wapen, net als een vlag, tegenwoordig ook veel gebruikt als een symbool van een land, stad, gemeente, waterschap of provincie. Een vlag met de afbeelding van een wapen heet een banier.
Inhoudsopgave
Familiewapen Rinkes*
De beschrijving (blazoenering) van het familiewapen Rinkes is als volgt.
Schild: gedeeld: I. in goud een halve adelaar van sabel (zwart), komende uit de deellijn (de zgn. Friese adelaar); II. doorsneden: a. in blauw een zilveren hamer, steel omlaag, overtopt door een zilveren tak, steel links; b. in zilver twee groene klaverbladen, boven elkaar.
Helmteken: een zwarte vlucht.
Dekkleden: blauw, gevoerd van zilver.
Registratie
Op maandag 23 juni 2008 is het wapen van het geslacht Rinkes in het register van familiewapens van het Centraal Bureau voor Genealogie onder nummer 1.072 ingeschreven. Het wapen is gepubliceerd in het Jaarboek 2009 van het Centraal Bureau voor Genealogie, deel 63 (pagina 217).
Tevens is het familiewapen geregistreerd bij de Fryske Rie foar Heraldyk (Friese Raad voor Heraldiek), onderdeel van de Fryske Akademy. De Fryske Akademy is een aan de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen gelieerd onderzoeksinstituut. Het wapen is gepubliceerd in het Genealogysk Jierboek 2009 van de Fryske Akademy (pagina 342).
Alle naamdragende nakomelingen van Jan Rinkes, ged. Joure (doopsgezind) 1 februari 1750, overleden aldaar 26 december 1753, zoon van de stamvader Rinke Gerbens, koopman en winkelier te Heerenveen, later Joure, mogen dit familiewapen dragen.
Lakzegels
In de Heraldische DataBank (HDB) van het Centraal Bureau voor Genealogie zijn de hiernaast afgebeelde lakzegels te vinden. Klik op de lakzegel om een groter exemplaar te kunnen bekijken.
Bron
* Collecties Steenkamp/Damstra en Muschart. Helmteken en dekkleden zijn in 2007 toegevoegd.
Friese adelaar
De zwarte adelaar die de rechterhelft van het schild vult komt in de heraldiek van Friesland veel als wapendier voor. Deze figuur wordt daarom wel de Friese adelaar of, in een pleonasme, de ‘halve Friese adelaar’ genoemd. Het wapenschild van Friesland vertoont daarentegen twee gouden luipaarden.
Over de Friese adelaar werd vroeger vaak vermeld dat deze zou verwijzen naar een in de middeleeuwen uitgeoefende functie als rechter of grietman. De adelaar zou de Keizerlijke Adelaar van het Heilige Roomse Rijk van de Duitse Natie zijn en proclameren dat de Friese edelman geen andere heer dan de Keizer erkende. Voor deze stelling, die nog door Gonggrijp maar niet door Pama werd aangehangen, zijn geen bewijzen te vinden en zij vindt in de Fryske Rie foar Heraldyk (Friese Raad voor Heraldiek) geen steun meer.
Zeker is wel dat de figuur langs de hele Noordzeekust, van Alkmaar tot Denemarken voorkomt.
De correcte heraldische beschrijving is:
Gedeeld: I. in goud een zwarte Friese adelaar komende uit de deellijn (hierna volgt de beschrijving van de andere velden van het wapenschild).
Geschiedenis van de Friese adelaar
De Friese adelaar is als wapendier niet erg oud; de oudste bekende wapens met deze figuur stammen uit de vroege 16e eeuw toen Friesland aan het gezag van de Stad Groningen en de Saksische en Oost-Friese graven was onderworpen.
Na het eerste kwart van de 16e eeuw namen de Habsburgers het ooit “vrije” Friesland op in hun Nederlandse gebiedsdelen.
De Friese hoofdelingen hebben deze Friese adelaar dus niet gevoerd en ook van het in de 18e en 19e eeuw geopperde verband met het “karelsprivilege” is geenszins aantoonbaar.
In de 17e eeuw voerden ook Friese boerenfamilies en advocatengeslachten de Friese adelaar.
Bij de Adel van Friesland is in deze tijd de behoefte zichtbaar om het wapen weer, als brisure, van de Friese adelaar te ontdoen en terug te keren tot vóórsaksische tijden van Friese Vrijheid.
In de 18e eeuw is het gebruik van de Friese adelaar zo algemeen dat men van een gezonken cultuurgoed spreekt.
Literatuur
G.F.E. Gonggrijp, Friesche eigenerfdenwapens, Naarden 1943, blz. 60-67
C. Pama, Heraldiek, Kaapstad 1958
R.P. Prummel, De Roordawapens, Groningen 2001
Heraldische toelichting**
Aanziend
Mensen, dieren en helmen van voren gezien. Aanziende dierkoppen en mensenhoofden worden zowel met als zonder hals(vel) afgebeeld. Indien met hals(vel), moet dat worden vermeld. Wanneer een van terzijde afgebeeld dier de kop naar de beschouwer keert, wordt dat ook aanziend genoemd, bijvoorbeeld een gaande aanziende leeuw. Enkele veel voorkomende figuren worden hieronder vermeld.
Aanziende traliehelm
Wordt altijd toegepast als er geen helmteken is en bij een aanziend helmteken. Het helmteken volgt namelijk de helm. De helm is van zilver en vaak getralied, gehalsband met een medaillon, omboord van goud en rood gevoerd.
Deellijn
Een verticale lijn die het schild in twee of meer symmetrische vakken verdeelt. Een horizontale lijn wordt snijlijn genoemd.
Dekkleden
Onderdeel van de schilddekking. Doek dat in repen gesneden van de bovenzijde van de helm afhangt langs het schild. De dekkleden hebben aan de binnenzijde (de voering) meestal het belangrijkste metaal en aan de buitenzijde de belangrijkste kleur uit het schild. De vorm van de dekkleden is afhankelijk van de stijl die in een bepaalde periode en door een bepaalde tekenaar gehanteerd wordt. De repen hebben veelal een gestileerde bladervorm en zijn gedrapeerd langs helm en schild.
Doorsneden
Door een horizontale lijn in het midden van het schild in tweeën verdeeld.
Friese adelaar
In goud een halve zwarte adelaar komende uit de deellijn op de rechterhelft van het schild. Als de kleuren van de tong, snavel of poten anders dan zwart zijn moet dit vermeld worden.
Gedeeld
Het schild of een stuk dat door een verticale lijn in twee gelijke delen is gedeeld.
Gevoerd
Men spreekt van gevoerd als de binnenzijde van een helm een andere kleur heeft dan de helm zelf. Bij dekkleden wordt de binnenste kleur bedoeld, dat wil zeggen de kleur gaande vanaf de helm (bijvoorbeeld blauw, gevoerd van zilver) en bij een wapenmantel wordt de binnenzijde (bijvoorbeeld het hermelijn) er mee aangeduid.
Hamer
Slaggereedschap. De hamer wordt als gereedschap in verschillende ambachten gebruikt en de verschijningsvorm kan daarom naar het doel waarvoor hij gebruikt werd verschillen. De gewone hamer is van staal, heeft een dik vooreind en een puntig achtereind en is voorzien van een steel. Hij wordt gesteeld genoemd als de steel van een andere kleur is en ongesteeld als de steel ontbreekt. De hamer staat rechtop in het schild met de steel omlaag, alle andere posities moeten vermeld worden. Indien mogelijk moet de soort vermeld worden.
Helm
De helm komt behalve boven het schild een enkele keer ook in het schild voor.
Er zijn verschillende helmvormen: pothelm, kuiphelm, steekhelm en traliehelm.
De traliehelm wordt het meest gebruikt.
In de loop van de veertiende eeuw gaat de helm een vast onderdeel uitmaken van het wapen.
In de dertiende eeuw waren schild en helm (met toebehoren) als samenstellende delen van één wapen nog niet bekend.
De helm rust op het schild en kan gewend, halfaanziend of aanziend gesteld staan.
Dit moet aangegeven worden. De gewende helm komt in Nederland na de Middeleeuwen nauwelijks meer voor. Wanneer de randen en de tralies van een ander metaal zijn, noemt men de helm omboord en getralied van dat metaal.
Als er geen helmteken is, is de helm altijd aanziend.
Helm en helmteken volgen elkaar in stand.
Bij een aanziend helmteken blijft de helm ook aanziend, echter bij een gewend helmteken moet de helm halfaanziend zijn.
Deze Nederlandse gewoonte is overigens niet in elk land gebruik.
In België bijvoorbeeld staan alle helmen in de wapens van burgers halfaanziend, ongeacht de stand van het helmteken, op enkele uitzonderingen na.
In Engeland wordt de stand — en de vorm — van de helm bepaald door de rang van de wapenvoerder.
Staan er twee helmen op een schild, dan zijn deze beide halfaanziend en naar elkaar toegewend; zijn er drie of meer, dan staat de middelste aanziend en zijn de buitenste half toegewend.
Bij gebrek aan ruimte op het schild, bij een groot aantal helmen, wordt een aantal naast het schild geplaatst.
Klaverblad
Een drietallig blad met de steel omlaag.
Kleuren
De kleur is een essentieel bestanddeel van een wapen, want zonder kleur zou er geen heraldiek zijn. Tot de heraldische kleuren worden gerekend: kleur, metaal en bontwerk. De belangrijkste kleuren in strikte zin zijn rood, blauw, zwart en groen. Hiervoor werden vroeger ook wel de oude benamingen keel (rood), (l)azuur (blauw), sabel (zwart) en sinopel (groen) gebruikt. Kleuren die zelden voorkomen zijn purper (paars), oranje, bruin en vleeskleur. Daarnaast wordt de benaming natuurlijke kleur gehanteerd voor objecten die voorkomen met de kleur die zij in werkelijkheid, van nature hebben. Als metalen kent de heraldiek goud en zilver (in tekeningen ook wel weergegeven als geel en wit). Tot de bontsoorten horen bont, hermelijn en vair. Alle kleuren hebben dezelfde waarde. De afzonderlijke kleuren hebben geen symbolische betekenis.
Voor het gebruik van kleuren kent de heraldiek de kleurregel, die aangeeft dat metaal op metaal of kleur op kleur niet toegestaan is. Het bontwerk valt niet onder deze kleurregel.
Het gebruik van contrasterende kleuren en de kleurregel komen voort uit de wens wapens, in de tijd dat zij nog militair gebruikt werden, van veraf goed herkenbaar te laten zijn. In ongekleurde wapens worden de kleuren aangeduid door een arcering.
Medaillon
Aan de hals van bijna elke helm hangt een medaillon, rozet of toernooipenning, aan een gouden snoer of keten. Dit gebruik dateert pas uit de zestiende eeuw en begon in Duitsland. Oorspronkelijk was dit medaillon waarschijnlijk het onderscheidingsteken van een van de oude toernooigezelschappen.
Metalen
De heraldiek kent slechts twee metalen: goud en zilver. Zij kunnen respectievelijk door geel en wit worden voorgesteld en in ongekleurde (gearceerde) wapens laat men het zilver effen en geeft men het goud weer door stippen. Het is een grondregel van de heraldiek dat geen metaal op metaal geplaatst mag worden, maar steeds metaal op kleur en omgekeerd.
Schild
Het schild is een wezenlijk bestanddeel van een wapen. Zonder schild is er geen wapen.
Schildvorm
In de begintijd van de heraldiek had het schild een betrekkelijk hoge, slanke en sterk gewelfde vorm met afgeronde hoeken. Op dit zogenaamde noormannen- of Normandische schild volgde in het begin van de dertiende eeuw het driehoekige vroeggotische schild. Dit was eerst betrekkelijk smal en met zijkanten die van boven iets toeliepen, later breder en met rechte hoeken, zodat het er uitziet als een rechtzijdige driekhoek. Het schild met halfronde onderkant, waaraan vooral tegenwoordig weer de voorkeur gegeven wordt, kwam omstreeks 1380 op. Deze schildvorm biedt een groot vlak en de mogelijkheid van een goede tekening van de stukken. Van het einde van de veertiende tot het begin van de zestiende eeuw was het renschild, ook wel targe genaamd, populair als schildvorm. Het had eerst een bijna rechthoekige, daarna meer gewelfde en afgeronde vorm. Kenmerkend voor dit schild is de insnijding in of onder de rechter bovenhoek, die diende om de lans een rustpunt te geven. Vanwege de symmetrie kreeg het schild soms ook een tweede insnijding. Daarnaast had men nog de zeer zelden voorkomende vierkante banierschilden en de ruitvormige schilden.
In de zestiende eeuw, toen het schild zijn positie als onderdeel van de krijgsuitrusting kwijtraakte, begon men het schild in de vorm van een cartouche af te beelden en daarna volgde het de kunsthistorische stijlen, tot aan de latere rococo. Aan het einde van de achttiende eeuw kwam een schild in gebruik dat rechthoekig, bijna vierkant is, in een verhouding van 7:8 en aan de onderzijde met een accolade afgesloten wordt: het accoladeschild. Dit schild wordt ook thans nog wel gebruikt. Bij gevierendeelde indeling of andere gecompliceerde indelingen, biedt het accoladeschild tekentechnisch minder problemen dan het laatgotische schild met zijn ronde onderkant.
Voor de afbeelding van wapens van vrouwen wordt het ovale schild of ruitschild gebruikt.
Snijlijn
Een horizontale lijn die het schild in twee of meer even grote vakken verdeelt. Een verticale lijn wordt deellijn genoemd.
Traliehelm
De traliehelm komt behalve boven het schild een enkele keer ook in het schild zelf voor. De helm is vaak gehalsband met een medaillon, soms omboord van goud, en rood gevoerd. Bij een halfaanziende traliehelm is het helmteken altijd gewend. Bij de aanziende (tralie)helm is het helmteken altijd aanziend.
Vlucht
Een paar vleugels, die met de schoudereinden aan elkaar verbonden zijn, noemt men vlucht. Bij helmtekens worden twee vleugels een vlucht genoemd, ook al zijn zij niet met elkaar verbonden. Staat er op de helm maar één vleugel dan heet die gewoon vleugel. Soms staan de vleugels zo naast elkaar dat de een de ander gedeeltelijk bedekt. Dit wordt een gesloten vlucht genoemd.
Wrong
Ook helmwrong of hoofdwrong genoemd. Onderdeel van de schilddekking en aangebracht op de helm. Bestaat uit twee in elkaar gedraaide repen of rollen textiel, beide steeds van afwisselende kleur. De wrong volgt steeds de kleuren van de dekkleden met als regel het voornaamste metaal binnen en de kleur buiten. Het aantal wendingen is onbepaald.
De wrong werd geplaatst op de helm ter vervanging van de helmkroon. De repen stof waren opgevuld met paardenhaar of wol, om de kracht van de slagen op de helm te breken. Hij diende tevens om er het helmmanteltje aan vast te hechten.
Als afzonderlijke wapenfiguur heeft hij meestal de vorm van een cirkel en wordt dan hoofdwrong genoemd.
Bron
** Nagtegaal, H.K. 2003. Heraldisch vademecum. Den Haag: Centraal Bureau voor Genealogie.